Over het algemeen is een nagelknipper een tweedelig gereedschap, bestaande uit een meslichaam en een ondersteunende as. Het bladlichaam kan uit één stuk of door puntlassen worden gemaakt. De steunas loopt door het bladlichaam en is verbonden met het bovenblad. Het bladlichaam heeft de vorm van een boog. Het bovenste mes wordt een "lap" genoemd en het onderste mes wordt een "blade" genoemd. Het meslichaam is bevestigd op de steunas met een hoek van 43 graden.
Het bladlichaam heeft een gekromd oppervlak dat past bij het gekromde oppervlak van het randuiteinde. Om het gebogen oppervlak te laten passen bij het gebogen oppervlak van het randuiteinde, is een slijprol aan het meslichaam bevestigd. De slijprol heeft de diameter van het gebogen oppervlak van het randuiteinde. De bladen van het boogtype van de nagelknipper worden gevormd door tegelijkertijd de boven- en onderranden te slijpen. Vervolgens worden de boven- en onderranden geslepen. De slijpdiepte kan worden gevarieerd. De slijpdiepte is afhankelijk van de slijtage van de slijpband en de variatie van de transfereenheid.
De boogvormige bladen van een nagelknipper zijn een speciaal kenmerk. De schoepen kunnen door buigen of puntlassen in één lichaam worden gevormd. Om het meslichaam te maken, worden de bovenste en onderste messen verplaatst met een hoeveelheid van 0,1 mm. Deze hoeveelheid verplaatsing is uiterst subtiel en vereist veel vaardigheid van de operator.